Wat te doen met de EPB?


Volge van de debatavond « 
De grenzen aan de EPB » bij DK, Sint-Gillis
, 5. februari 2025


In oktober 2024 werden een vrije tribune en een website gepubliceerd: “De grenzen van de EPB” (epbd.limited) (“epbd” staat voor “Energy Performance of Buildings Directive”, de Europese richtlijn van 2002 die aan de basis ligt van de EPB).

Deze vrije tribune en website boden de gelegenheid om drie dingen te doen:

  1. Informeren en bewustmaken over de kwestie. De schijnbare complexiteit van het systeem doet het publiek denken dat het enkel om een technisch vraagstuk gaat, met weinig politieke betekenis. Dat is natuurlijk niet waar.
  2. Beoordelen in hoeverre onze visie overeenkomt met de publieke opinie. Het werd duidelijk dat onze zorg breed gedeeld wordt: het bereik en het aantal ondertekenaars bevestigden wat eerdere studies en artikels al lieten vermoeden. Tot de ondertekenaars behoorden onderzoekers en docenten, bekende ecologische architectenbureaus, Brusselse verenigingen en leden van administraties die privé ondertekenden.
  3. Bijdragen aan een publiek debat over de verbetering van de huidige strategie en het ontwikkelen van alternatieve pistes. Op 5 februari 2025 organiseerden we een discussiebijeenkomst met als doel verder te gaan dan vaststellingen, voorstellen te verzamelen en aanpassingen te bespreken. Het verslag van deze discussie, waarin soms uiteenlopende of tegenstrijdige standpunten naar voren kwamen, is te lezen op de website.


Na een nieuwe fase van werk en uitwisseling hebben we besloten verschillende voorstellen over te nemen, hieronder uiteengezet. Ze passen binnen een bredere visie die we willen volgen—een vrij bekende maar noodzakelijke leidraad: het collectief en eerlijk verminderen van het werkelijke energie- en materiaalverbruik in gebouwen.

Gezien de huidige positie leek het ons noodzakelijk om de belangrijkste blinde vlek van een beleid dat zich enkel richt op thermische renovatie van woningen te benoemen: de wetgever heeft ervoor gekozen om gebouwen op zichzelf te beschouwen, los van hun bewoners, hun gebruik en hun levenswijzen. De bedoeling is duidelijk: het energievraagstuk herleiden tot een louter technische kwestie, wat uiteraard veel eenvoudiger is. Maar daarbij is een cruciale stap gemist. Er gaapt namelijk een aanzienlijke kloof tussen:

  • Wat “de muren” en de infrastructuur puur mechanisch kunnen doen, waarop de huidige maatregelen sterk steunen in een “wat-het-ook-moge-kosten”-benadering, zowel budgettair als sociaal (merk hierbij het contrast op met de inspanningen tegen ongezonde woningen);
  • En anderzijds wat diezelfde muren in de menselijke werkelijkheid wel of niet kunnen betekenen, eens zij bewoond en gebruikt worden door een aantal bewoners, elk met hun gewoonten, hun uiteenlopende kennis of onwetendheid over het functioneren van verwarmings- en ventilatiesystemen.

Dit houdt twee essentiële zaken in: ten eerste is er veel ruimte voor vooruitgang zonder zware renovaties, via een beter gebruik van systemen en eventueel aangepaste praktijken; ten tweede is bijkomende inspanning noodzakelijk bovenop de grote renovaties, die op zich onvoldoende zijn als ze niet gevolgd worden door passend onderhoud en gebruik.

Een beleid moet zich dus richten op het geheel — zowel de muren als de bewoners — om echt doeltreffend, inclusief en ambitieus te zijn. Om de grenzen van de EPB te overstijgen, gaat het erom de opgelegde inspanningen beter in balans te brengen. Zeker, we moeten de EPB niet met het badwater weggooien, maar het badwater moet wel weggegoten worden: de EPB afslanken, terwijl er tegelijk geïnvesteerd wordt in aanvullende acties.

Deel 1 :


Verspreiden van basiskennis en werken aan de regulering van installaties

Hoeveel mensen weten echt hoe ze een kamerthermostaat en radiatorkranen moeten gebruiken? Hoeveel verwarmingsinstallaties zijn optimaal geregeld? Het verbeterpotentieel is hier enorm in vergelijking met de huidige situatie—zowel qua comfort als qua energiebesparing—en tegen relatief lage kosten in vergelijking met renovatiewerken. Mogelijke acties:

  • Meer inzetten op verenigingen die concreet advies geven over wonen en rationeel energiegebruik (loketten, infosessies, huisbezoeken, schoolactiviteiten…). Energiebesparing zal er niet komen tenzij bewoners echt grip hebben op hun woning.
  • Frontlijnmedewerkers in diverse administraties opleiden. Door hen basiskennis te geven over ventilatie, thermostaten en radiatorkranen, kunnen onmiddellijk resultaten worden geboekt.
  • De regeling van technische installaties grondig controleren. Voor stookplaatsen >100 kW verplicht de EPB-verwarmingswetgeving een “EPB-diagnose” elke 5 jaar om de regeling te optimaliseren. Gezien de snelle voordelen van een goede regeling, zou deze controle moeten worden uitgebreid naar alle stookplaatsen (desnoods minder frequent, bv. elke 10–15 jaar).


Deel 2 :


Een juiste en toegankelijke kennis van verbruik verschaffen

Om te kunnen handelen, moet men kennis hebben. Concrete en nauwkeurige gegevens zijn zowel nuttig voor de overheid bij het uitwerken van strategieën als voor huishoudens die hulpmiddelen nodig hebben om meer controle te krijgen. Mogelijke acties:

  • Elke woning uitrusten met individuele meters en de uitrol van slimme meters versnellen.
  • Huishoudens referentieverbruiken bezorgen waarmee zij zich kunnen vergelijken, rekening houdend met de grootte van het gezin en de EPB-categorie van hun woning. Deze referentie-indicatoren moeten het bewustzijn verhogen en de reflectie voeden. Ze kunnen gebaseerd zijn op statistische gemiddelden/mediaanwaarden of, op collectief afgesproken reductiedoelstellingen.
  • Het afrekenen van gemeenschappelijke kosten reguleren door één berekeningsmethode op te leggen voor gebouwen met collectieve installaties.


Deel 3 :


Het energieprijsbeleid verfijnen

Voorwaarde 1: Beschikken over een betrouwbare energieboekhouding (zie Hefboom 2).


Voorwaarde 2: Beschikken over betrouwbare gegevens over de huishoudsamenstelling die de werkelijke bezetting weergeven; het moet mogelijk zijn te weten hoeveel mensen op een adres wonen en in welke mate zij effectief aanwezig zijn (vakanties, telewerk, co-ouderschap, werkloosheid, pensioen, ziekte…). Deze gegevens zouden enkel door de Staat gekend zijn en vertrouwelijk blijven, net zoals bij de jaarlijkse belastingaangifte.

Net als bij delen 1 en 2 is het doel om zo dicht mogelijk bij het werkelijke verbruik te werken, dit positief te beïnvloeden en tegelijk de meest kwetsbaren te beschermen. Met deze voorwaarden zou men kunnen:

  • De tarieven variëren volgens de hoeveelheid verbruik per persoon (progressieve tarieven), om echt energie te besparen (door sober gedrag en/of doeltreffende isolatie) en ervoor te zorgen dat de grootste verbruikers ook het meest bijdragen aan de financiering van de noodzakelijke mitigatie- en adaptatiemaatregelen voor klimaatverandering.
  • De tarieven variëren volgens inkomen (gedifferentieerde tarieven voor lage/midden/hoge inkomens), om de toegang tot energie voor iedereen te garanderen. Deze sociaal noodzakelijke maatregel sluit aan bij het feit dat de minder dure levensstijl van armere gezinnen ook minder schadelijk is voor het milieu.


Deel 4 :


Mikken op robuustheid en eenvoud van gebouwen, en bio-gebaseerde materialen waarderen

Het huidige EPB-systeem legt de nadruk op de isolerende kracht van materialen (niet op hun duurzaamheid of milieukost bij productie) en bevordert complexe verwarmings- en ventilatiesystemen (ten koste van robuustheid en veerkracht). Mogelijke acties:

  • De kwaliteiten van oude en low-tech gebouwen erkennen en waarderen: hun onafhankelijkheid van technische systemen en flexibele ruimtes zijn een unieke garantie voor duurzaamheid—zoals het voorbeeld van het beroemde “Brusselse huis” dat zich door de eeuwen heen aanpast.
  • Binnen de architectuurcultuur meer belang geven aan kennis van materialen, hun verwerking en hun veroudering. Deze kwesties moeten niet enkel op de werf besproken worden; ze hebben een legitieme plaats in lessen en colleges.
  • Van fabrikanten (of aannemers) eisen dat ze het verouderingsproces van producten, materialen en systemen documenteren. Zo niet, meer middelen geven aan verenigingen of universiteiten om toezicht te houden na oplevering.
  • Levenscyclusanalyses (LCA) niet blindelings vertrouwen. Tools zoals Totem (gemeenschappelijk voor de 3 Belgische regio’s) zijn nuttig, maar aannames over levensduur en recyclage zijn minder betrouwbaar.
  • De vereiste thermische weerstand voor bio-gebaseerde isolatie verlagen. De besparing in grijze energie kan de lagere thermische prestaties compenseren.
  • Natuurlijke of verbeterde natuurlijke ventilatie (Systeem A+) of gedeeltelijke oplossingen (bv. gedeeltelijk Systeem D) bevorderen en systematische dubbele-flux systemen ontmoedigen. Deze onttrekken zich vaak aan de controle van bewoners, vereisen onderhoud en kunnen slecht functioneren bij verwaarlozing. Indien mechanische ventilatie (MV) wordt geïnstalleerd, moet een conformiteitsattest/regelmatige controle verplicht worden, zoals bij ketels.


Deel 5 :


Ad-hoc vereisten formuleren voor bestaand vastgoed

D’abord ne pas nuire.

De huidige EPB-verplichtingen zijn gedefinieerd door cijfermatige drempels. Tegen 2033 zullen woningen met een EPB-label F of G (theoretisch verbruik >275 kWhEP/m².jaar) gesanctioneerd worden, daarna volgen D en E (>150 kWhEP/m².jaar). Deze aanpak met drempelwaarden houdt geen rekening met bouwkundige realiteiten of de mogelijkheden van specifieke configuraties. Het is dringend nodig verplichtingen te formuleren met een materiële fijngevoeligheid die verder gaat dan ruwe cijfers. Mogelijke acties:

  • Vermijd eisen in termen van EPB-labels en leg eerder dakisolatie en verbeteringen aan verwarmingssystemen op. Deze verplichtingen zijn constructief veel logischer dan abstracte numerieke grenzen. Bovendien zijn ze technisch goed beheerst, in tegenstelling tot andere: raamvervanging zonder ventilatie leidt tot nieuwe vormen van ongezondheid; muurisolatie is zwaar, duur en vaak vervuilend; het plaatsen van een warmtepomp zonder grote isolatiewerken kan zeer energie-intensief zijn.
  • Benader energetische verbetering geval per geval. Twee gebouwen van verschillende leeftijden, contexten en configuraties moeten verschillend gerenoveerd worden, zelfs als ze niet dezelfde normen halen. Voor sommige woningen volstaat het om uit F en G te komen met dakisolatie of renovatie van de stookplaats, terwijl dit in andere gevallen veel zwaardere, minder rendabele en technisch delicate werken vereist.


Deel 6 :


De EPB-certificaatindices herdenken en een globaler zicht op het pand bieden

Het EPB-certificaat beschrijft de energieaspecten op een betwistbare manier. Bovendien is energie slechts één aspect, terwijl andere nauwelijks benadrukt worden. Mogelijke acties:

  • De hoofd-eenheid van EPB herzien (kWh/m²):
    • Spreken in termen van Vermogen [kW] in plaats van energie [kWh]. Het huidige gebruik van theoretische kWh is dubbelzinnig. Watt is daarentegen veel begrijpelijker (iedereen kan het vergelijken met de kracht van een stofzuiger, lamp…). Vermogen is per definitie een mogelijkheid, wat het duidelijker maakt.
    • De totale prestaties [kW(h)] benadrukken, zonder te delen door vierkante meters, omdat die deling het effect van de grootte van het pand verhult. Voor bewoners (en de planeet) tellen de totale hoeveelheden.

  • Rekening houden met het aantal personen dat baat heeft bij het verbruikte energieverbruik. Vanuit eerlijkheid is dit nuttig. Inspiratie kan komen van de EPB-labels voor boilers, waar prestaties gebaseerd zijn op tappatronen (S, M, L, XL). Op dezelfde manier zou de energieprestatie van een woning gekoppeld kunnen worden aan een geadviseerd bezettingspercentage (bv. op basis van het aantal en de grootte van slaapkamers).
  • De impact van de ligging opnemen in de berekening van de energieprestatie. Nabijheid van scholen, winkels en openbaar vervoer beïnvloedt het energieverbruik en moet meegenomen worden (zie “Mobiscore” in Vlaanderen).
  • De theoretisch haalbare temperatuur vermelden bij een verbruik dat het “deugdzame” niveau van 150 kWh/m².jaar niet overschrijdt. In plaats van de temperatuur vast te zetten om kWh te berekenen, fixeert men kWh om temperatuur te berekenen. Zo wordt de relatie tussen energie en temperatuur benadrukt.
  • Een vollediger beeld geven van het vastgoed via een “gebouwpaspoort” dat beschikbare informatie centraliseert: EPB-certificaat, elektrische conformiteit, afwezigheid van asbest, enz.


Deel 7 :


Een systeem van “energetische lasten” overwegen

Bij vastgoedprojecten van een bepaalde omvang moet de aanvrager woningen, voorzieningen, wegen of groene ruimten in het project integreren. Dit noemt men stedenbouwkundige lasten. Dit idee kan worden uitgebreid om collectief aan energiebesparing te werken. Mogelijke acties:

  • Een systeem ontwerpen waarbij nieuwe grootschalige constructies niet enkel energie-neutraal maar bij voorkeur energie-positief zijn (A+ in Vlaanderen), wat betekent dat zij ook moeten bijdragen aan de productie van koolstofarme energie. Deze productie zou de omliggende wijk ten goede komen en de collectieve voetafdruk verminderen.
  • Eisen dat ontwikkelaars van nieuwe woonprojecten ook bijdragen aan de verbetering van de bestaande woningen in de buurt (vervanging van verouderde technische installaties, enz.).


Conclusie

Tot op zekere hoogte maakt het EPB-beleid deel uit van de oplossing. Het kent echter zijn grenzen, en hoewel we het niet volledig moeten afschaffen, mogen we er ook niet uitsluitend op vertrouwen. Middelen moeten ook worden vrijgemaakt voor andere aanpakken die momenteel onderbenut of genegeerd worden. Verscheidene van de bovenstaande voorstellen worden al bestudeerd of uitgevoerd door administraties, maar hun belang moet sterk benadrukt worden.

Daarnaast lijkt het essentieel een samenhangende globale milieustrategie te ontwikkelen: anders, hoe valt de druk op de huisvesting te begrijpen terwijl goedkope vluchten, gigantische datacenters of fast fashion blijven bestaan?

Soms hebben we de indruk dat de Europese wetgever geïsoleerd is op een eiland; omringd door commercieel gedreven lobby’s lanceren de Europese medewetgevers grote schepen die de lidstaten vervolgens met moeite moeten besturen. In vergelijking daarmee zijn de bovenstaande voorstellen bescheiden flessen in zee, uitgeworpen vanaf een klein atol door enkele bezorgde maar niet hopeloze piraten: met de hulp van welwillende zeegoden bereiken deze boodschappen soms hun bestemming. Moge dit debat erdoor gevoed worden.