Opiniestuk

FR / NL / EN

De grenzen aan de EPB

Brussel, 2024

Volledige
versie
Korte
versie (pers)

Het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen is een belangrijke collectieve uitdaging geworden. Tegen deze achtergrond heeft de EU richtlijnen aangenomen die onder andere hebben geleid tot het EPB-certificaat (Energieprestatie en Binnenklimaat)1, waardoor dit het alfa en omega wordt van het milieubeleid voor gebouwen. Wij beweren dat dit idee de focus op de verkeerde plaats legt; dat het daarmee zowel ecologische als sociale doelen voorbij schiet; en dat het bovendien schadelijk is voor de economie en het landschap.

Theorie versus realiteit: beïnvloedt het EPB-label de consumptie? 

Bron: Relatie tussen energielabel, werkelijk energiegebruik en CO2-uitstoot van Amsterdamse corporatiewoningen – D Majcen, LCM Itard – TU Delft
(NB : EPB-Labels in NL)

De bovenstaande grafiek zegt veel over de zwakte van de huidige strategie. Hij is afkomstig uit een onderzoek dat tien jaar geleden werd gevoerd in bijna 50.0000 woningen in Amsterdam en vergelijkt het werkelijke verbruik met het theoretische verbruik in relatie tot de EPB-categorie van het gebouw2. De cijfers zijn vernietigend: terwijl het werkelijke verbruik drastisch zou moeten dalen naarmate de EPB-score van het gebouw stijgt van G naar A, zien we in plaats daarvan dat het werkelijke verbruik op een relatief constant niveau blijft. De conclusie is problematisch: vooruitgang naar een betere EPB-score leidt niet automatisch tot een lager verbruik. Deze resultaten werden ondertussen bevestigd door andere studies, waaronder een recent onderzoek uitgevoerd in het Brussels Gewest, in samenwerking met de KULeuven en de VUB3. Het is tijd om deze conclusies ernstig te nemen.

De discrepantie tussen theoretisch en werkelijk verbruik kan verschillende oorzaken hebben, waaronder het feit dat modellen de werkelijke prestaties van oudere gebouwen onderschatten door onbedoeld hypotheses te gebruiken die hiervoor ongunstig zijn. Maar een groot deel van de discrepantie tussen theoretisch en werkelijk verbruik is te wijten aan de mogelijkheid van bewoners om actie te ondernemen. Want een feit staat vast: eenmaal een gebouw gebouwd is, verbruikt het geen energie. Haar fysieke samenstelling heeft wel invloed op de snelheid waarmee energie wordt afgevoerd, maar is niet de drijvende kracht achter dit verbruik. Gebruik speelt daarentegen wel een grote rol: Laat ik de ramen open in de winter? Zet ik de thermostaat op 23°C of 17°C? Moet ik alleen verwarmen als ik aanwezig ben, in de kamers die ik gebruik, of overal de hele tijd? enz. Een aanzienlijk deel van het verschil tussen theoretisch en het werkelijk verbruik is te wijten aan de aandacht van de bewoners en de configuratie van hun woning4.

Door geen rekening te houden met bewoners, geeft het huidige beleid ons in feite een blanco cheque: zolang we isoleren, kunnen we mateloos consumeren terwijl we subsidies krijgen. En dat is precies wat we doen, zoals blijkt uit verschillende studies over de rebound-effecten van isolatie5.

Ter herinnering: de ecologische uitdaging is om de som van ons verbruik te verminderen, en om dit in de echte wereld te doen in plaats van in theorie. Het succes of falen van onze collectieve actie zal worden bepaald door de cijfers op de meter. In dit opzicht is isolatie zeker niet de enige of ultieme oplossing, en het EPB-label nog minder.

Is [kWh/m2] de relevante eenheid voor politieke actie ?

In absolute termen is de theoretische [kWh/m²] die in het EPB-certificaat wordt gegeven dus geen goede weergave van het werkelijke [kWh/m²] verbruik. Maar is deze eenheid [kWh/m2], die gebruikt wordt om labels toe te kennen, wel een goed meetinstrument? Het antwoord op deze vraag vereist twee bijkomende opmerkingen.

1 / De eenheid [kWh/m²] houdt geen rekening met de grootte van de woning, dus de totale gebruikte energie telt ook niet mee. Een grote villa en een kleine flat worden op dezelfde basis beoordeeld, ook al is het te verwarmen volume heel verschillend en is de impact van de ene en de andere dus totaal verschillend. Een kleine flat met lage EPB-prestaties is net zo energiezuinig als een efficiëntere maar ruimere woning.

2 / [kWh/m²] laat ook het aantal gebruikers waarvoor de energie wordt verbruikt buiten beschouwing. We kunnen echter intuïtief zien welke besparingen of verspillingen gepaard gaan met een lage of hoge bezettingsdichtheid. Twee personen die een grote, goed geïsoleerde flat verwarmen, hebben op individuele basis een voetafdruk die gelijk is aan die van de leden van een gezin van zes personen die dezelfde flat bewonen, wat in termen van de EPB drie keer slechter is.

Bijgevolg is het systeem dat gebaseerd is op de theoretische eenheid [kWh/m²]6, waar subsidies en toekomstige boetes om draaien, dus niet alleen een systeem dat weinig verband houdt met het werkelijke verbruik. Het is ook een systeem dat fundamenteel ongunstig is voor diegenen die, omdat ze met veel en/of in kleine woningen wonen, minstens evenveel bijdragen aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Wie durft, afgezien van de ecologische aberratie die dit vertegenwoordigt, nog te beweren dat een dergelijk beleid sociaal verantwoord is?
Door te vertrouwen op de theoretische [kWh/m²] dachten de verantwoordelijken voor het EPB-kader de minst slechte indicator te kiezen om een potentiële prestatie te kwalificeren; dit betekent echter niet dat deze indicator geschikt is als basis voor beleid.

En wat met de impact op grondstoffen ?

We zagen hoe weinig ecologische winst te verwachten valt van de overgang van de ene EPB-categorie naar de andere. Het kan in sommige gevallen zelfs negatief zijn, als we bedenken dat deze sprong gebruik van grondstoffen en materialen vereist. De levenscyclusanalyse, zoals die vandaag gebruikt begint te worden (Nibe, Totem, enz.), probeert rekening te houden met deze effecten door de potentiële energiebesparingen van de bouwwerf af te zetten tegen de milieukosten en de levensduur van de materialen; de modellen overschatten echter de energiewinst na renovatie en onderschatten waarschijnlijk de werkelijke voetafdruk van de bouwwerf. Een opgelegde « energie-renovatie » in alle mogelijke richtingen, die niet de enige noch de beste optie is, zou wel eens een productivistisch en extractivistisch gebod kunnen zijn dat het milieu meer kwaad dan goed doet.

Sociale gevolgen ?

Veel verenigingen die betrokken zijn bij het recht op een fatsoenlijke woning waarschuwen dat de huidige strategie een sociale tijdbom is als ze niet wordt herzien.7 De EPB-categorie speelt zo’n rol dat ze verhuurders ertoe aanzet slecht geïsoleerde woningen te renoveren en de huur te verhogen, zonder dat deze verhoging volledig wordt gecompenseerd door een lastenverlaging. Een van de argumenten van de voorstanders van het EPB is dat het werk de moeite waard is omdat het energie en dus geld bespaart, waardoor de kosten van de investering of de huurverhoging worden gecompenseerd. Maar hoewel het logisch mag lijken voor wetenschappers in laboratoria, of voor de politici die naar hen luisteren, is het idee van een “warme huur” (huur + verwarmingskosten) die constant zou blijven niet in de praktijk aangetoond: om te kunnen werken, veronderstelt dit fictieve idee een aanzienlijk initieel verbruik, dat in werkelijkheid vaak overschat wordt, vooral voor armere huishoudens; we hebben dus te maken met een beleid dat de ruimte voor verbetering voor huishoudens met lage inkomens enorm overschat, en dus hun potentiële financiële voordeel, net zoals het de echte ecologische voordelen overschat. De schok van een huurverhoging (voor bescheiden huurders) of een afbetaling van een lening (voor bescheiden huiseigenaren) zal simpelweg niet worden opgevangen.8

« Warme huur » voor en na renovatie & indexering

Dit is des te verontrustender omdat het gepaard gaat met een ongunstige statistiek: de EPB-klassen van gebouwen overlappen vaak met de sociale klassen van de mensen die er wonen. De categorieën F en G zijn de eerste doelwitten van het EPB-geschut; het zijn de bewoners met bescheiden middelen die, in plaats van ervan te profiteren, en ondanks alle goede bedoelingen, de eerste slachtoffers zullen zijn.

Economische logica ?

Zoals hierboven aangehaald, betekent de gedwongen “opwaardering” van het minst geïsoleerde deel van het woonareaal de facto een aanzienlijke vermindering van het aanbod van toegankelijke woningen, voor milieuwinst die op zijn zachtst gezegd onzeker blijft. Meer in het algemeen beschikt de overheid niet over de middelen om haar ambities op het vlak van huisvesting waar te maken: de bouw en renovatie van sociale woningen houdt nu al geen gelijke tred met de vraag, verre van zelfs.9 In deze context geeft een steeds restrictiever beleid ten aanzien van huisbazen problematische signalen aan particuliere investeerders, waar we in de huidige situatie niet zonder kunnen. Hoe kunnen we ons immers geen zorgen maken over een daling van de investeringen, en bijgevolg van het aanbod van huurwoningen op middellange termijn, op een moment dat de voorwaarden voor toegang tot een woning voor de meeste aanvragers steeds moeilijker worden?

Het is geen kwestie van oproepen tot volledige deregulering, het is een kwestie van meten en rationaliseren van de voorgestelde regelgeving en in het bijzonder de EPB-eisen, die de stijging van de huren mechanisch versnellen. Laten we de verkrotting tegengaan, en de isolatie van daken en renovatie van de oudste verwarmingssystemen aanmoedigen: deze acties zijn zowel verstandig als noodzakelijk en vormen op zich al een enorme uitdaging waarop we ons moeten concentreren. Voor de rest bestaat er niet zoiets als gratis renovatie, en nee, het betaalt zichzelf niet terug. Het aanbod van fatsoenlijke, betaalbare huisvesting verdedigen betekent dat we de vereisten die we er op toepassen nauwkeurig moeten afstemmen, anders lopen we het risico dat dit aanbod verdwijnt.10

En historisch gezien ?

In de jaren 1960 en 1970 wou men de stad moderniseren. In feite werden verleden en toekomst tegenover elkaar gezet en werd het eerste opgeofferd ten gunste van het laatste. Als gevolg van de Bruxellisering verloren een aantal wijken hun menselijkheid. Vandaag is de nieuwe mantra: isoleren met alle middelen die nodig zijn, koste wat het kost, of bijna.
Dit zal esthetische gevolgen hebben voor onze oude gebouwen en onze stadslandschappen, de vrucht van een zekere historische sedimentatie. En het zou ook een effect kunnen hebben op het fysieke prestatie van deze gebouwen, een fysiek prestatie ten opzichte waarvan onze visie vaak naïef is. Het is waar dat een laagje toevoegen als je het koud hebt helpt, maar een muur isoleren is niet hetzelfde als een dak isoleren of een raamkozijn vervangen. In elk geval zijn er verschillende technieken van toepassing en de beheersing ervan wordt – op zijn zachtst gezegd – niet systematisch aangeleerd en kan snel leiden tot vochtproblemen.

Conclusie

Er dienen vraagtekens gezet worden bij de uitvoering van een beleid met zulke middelmatige collectieve resultaten. Wat is het nut van een beleid dat meer aandacht besteedt aan het isoleren van gebouwen dan het ooit gaf aan het gezond maken ervan? Een vochtig huis zal nooit comfortabel zijn tenzij het grondig verwarmd wordt, terwijl een droog huis zelfs bij vrij lage temperaturen comfortabel kan blijven.
Energie is een gemeenschappelijk goed. Samen besparen is zowel een ecologische plicht als een kwestie van sociale rechtvaardigheid. Maar deze strijd moet doeltreffend zijn en aandacht hebben voor zowel de haalbaarheid als de gevolgen voor de meest kwetsbaren. In tegenstelling tot de uitgesproken ambities is er een gebrek aan samenhang in de regels die aan gebouwen worden opgelegd om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Wij roepen op tot een open debat over de relevantie van de Europese strategie die gericht is op het EPB-concept, en over de manier waarop dit moet worden omgezet in gewestelijke wetgeving.

Referenties
  1. EPB : Energy Performance of Building (NL & EN), PEB : Performance Énergétique du bâtiment (FR-BE), DPE : Diagnostic de Performance Énergétique (FR-FR). ↩︎
  2. Relatie tussen energielabel, werkelijk energiegebruik en CO2-uitstoot van Amsterdamse corporatiewoningen, Delft University of Technology, Majcen, D., & Itard, LCM., 2014 ↩︎
  3. Faut-il valoriser les consommations réelles face au calcul théorique de la PEB ?, Maison de quartier Bonnevie, Atelier Moneo, Kennis Centrum WWZ, KU Leuven, VUB, Renovasssistance, Rotor, 2022 ↩︎
  4. We verwijzen hier naar het werk van Claude Lefrançois, alias Papy Claude, en naar het Slowheat onderzoeksproject, die beide op hun eigen manier de waarde benadrukken van gedragingen, manieren van leven, indelingen, enz. die niet noodzakelijk gepromoot worden door de EPB, maar die zullen helpen om het verbruik te verminderen. ↩︎
  5. We verwijzen bv. naar :
    Rebound Effects for Household Energy Services in the UK, M. CHITNIS, R. FOUQUET, S. SORRELL, The Energy Journal, 2020
    Assessing the effectiveness of energy efficiency measures in the residential sector gas consumption through dynamic treatment effects: Evidence from England and Wales, Energy Economics, C. PENASCO, L. DIAZ ANADON, 2023.
    Daten und Trends der Wohnungs- und Immobilienwirtschaft, support de présentation pour la conférence de presse annuelle de Die Wohnungswirtschaft in Deutschland, 2020. ↩︎
  6. Deze tabellen, uitgedrukt in theoretiscshe [kWh] blijven binnen de grenzen van de EPB-modellering en houdt geen rekening met de invloed die bijvoorbeeld verschillen in binnentemperatuur tussen woningen kunnen hebben op het werkelijke verbruik. ↩︎
  7. Deze bezorgdheid kwam duidelijk naar voren in de discussies tijdens de verenigingsvergadering die Inter-Environnement Brussel op 24 oktober 2023 organiseerde rond het thema “De sociale en economische uitdagingen van de energierevolutie in de Brusselse gebouwen”. ↩︎
  8. Obligations in the existing housing stock : who pays the bill ?, B. Daniëls, C. Tigchelaar, M. Menkveld, ECEEE 2011 SUMMER STUDY, 2011 ↩︎
  9. 55.000 huishoudens op de wachtlijst, met een gemiddelde wachttijd van 10 tot 15 jaar, volgens het BBRoW ↩︎
  10. Zelfs mensen met ruim budget vinden geen huis: 35 procent minder huurcontracten door gebrek aan huurwoningen, S. Schoofs, VRT, 6/09/2024, Crise du logement : la Wallonie touchée par le manque d’offres face à la demande, RTBF-Info, BELGA, 6/09/24 ↩︎